Een qEEG is een belangrijk hulpmiddel in het diagnostisch proces, waarbij hersenfuncties in kaart worden gebracht. Het levert het unieke neurofysiologische profiel op van een individu en geeft eventuele verstoringen in de werking van hersengebieden en -netwerken aan.
De hersenen communiceren door middel van electrische impulsen. Het microvoltage pikken we op met sensoren. Het was Hans Berger die als eerste in 1928 merkte dat we de activiteit van hersenen konden meten toen hij de alfa-golf ontdekte. -“een spiegel van de werking van de hersenen”- Dit is een golf van ongeveer 10 oscillaties (op-en-neer-bewegingen) per seconde, ofwel 10 Hz. We beschouwen dit als het standby-basisritme van de hersenen. Nadien werden nog beta, theta, delta en gamma-golven vastgelegd en specifieke ritmes, zoals bijvoorbeeld het SMR, een lage beta-golf ter hoogte van de sensorimotorische cortex of het op alfa gelijkende mu-ritme. Deze golven zijn visueel te onderscheiden aan de vorm, maar bestaan binnen het spectrum van zeer trage golven in lage frequenties (vanaf 0,16Hz voor een klinische meting) tot zeer snelle golven in hoge frequenties (met EEG wordt maximaal tot 30Hz gemeten, met EMG kan hoger en dan bevinden we ons ook in het spectrum van de spierbewegingen.)
Een qEEG doet dus een meting van deze hersengolven door middel van apparatuur. Een normaal EEG wordt gebruikt om neurologische anomalieën (problemen) uit te sluiten. Een qEEG wordt gebruikt om afwijkingen ten opzichte van de norm te bekomen in de functionele werking van de hersenen. Dit wil zeggen dat qEEG-software gebruikt maakt van een grote database waarin tal van parameters over de werking van de hersenen zijn opgeslagen. Deze parameters zijn bekomen door een groot aantal gezonde mensen volgens leeftijd en geslacht te screenen. Zo wordt een theoretisch model van een normaal werkend brein bekomen.
Binnen beperkte marges heeft iedereen hier afwijkingen op. Dit maakt onze eigen unieke kenmerken, persoonlijkheid en intelligentie uit. Van zodra afwijkingen buiten een normale marge vallen, kunnen we veronderstellen dat dit een goede functionele werking van de hersenen belemmert en tot klachten kan leiden. Door middel van een qEEG volgens Loreta-Z kunnen we een herberekening doen van de aan de oppervlakte gemeten hersenactiviteit, naar de bronlocatie van de gemeten afwijking(en). Zo kunnen we bepalen welke netwerken en functionele aspecten van de hersenen zijn geaffecteerd of gedysreguleerd.
Hoewel het onderzoek naar de etiologie (ontstaan en oorzaak) van afwijkingen geen evidente opdracht is en heel wat kennis en ervaring vereist (cfr. gealtereerd habitueel functioneren en/of psychopathologie, klinisch toestandsbeeld, medicatie of drug-effecten, resten van hersentrauma, dysplasie van cellen of witte stof laesies, subklinische epilepsie, functionele compensatie, celdegeneratie, activiteit door neurogenese, CVA, hypoxie,…), helpt het neurofysiologische profiel in het stellen van een correcte diagnose en het afstemmen van de behandeling naar bijvoorbeeld psychotrope medicatie. Meer nog kan via een qEEG onmiddellijk worden overgegaan op behandeling van deze specifieke afwijkingen door het dynamisch berekenen ervan in real time. We belonen dan de hersenen indien zij een hersengolfpatroon richting de marges van de norm vertonen. Dit is neurofeedback.
Een allereerste vorm van een qEEG is letterlijk een berekening van de mate van het aantal delta, theta, alfa en beta-golven ten opzichte van de norm. Links is het ruwe EEG zichtbaar; rechts de gekwantificeerde vorm van trage golven vanaf 0Hz tot snelle golven van 30Hz. Rechts bovenaan zijn de gemiddelde sterkte van de hoogte van deze golven (amplitudes) uitgezet in microvolt. Onderaan worden deze vergeleken ten op zichte van de norm (de lijn is z=o; de norm)
In het ruwe EEG van deze man, gediagnosticeerd met psychosen, zijn duidelijk overmatige deltagolven zichtbaar in P4. Rechts zien we dan precies hoe sterk dit afwijkend is.
Hoe de hersengolven, gemeten over de 19 sensoren, ten opzichte van elkaar afwijken, reageren, en interageren wordt samengevat in een aantal parameters die zowel numeriek als visueel worden uitgezet. We geven hier een voorbeeld van de gemeten activiteit (power) aan de oppervlakte.
In de ‘brain maps’ krijgen de bovenstaande ruwe EEG-signalen een overzichtelijk beeld van de aan de oppervlakte gemeten activiteit.
Hieruit blijkt dat de man zeer waarschijnlijk lijdt aan epilepsie in de pariëtale kwab van de hersenen.
Met de Loreta-Z techniek kunnen we ook de bronlocatie van de aan de oppervlakte gemeten afwijkingen terugvinden.
Uit Loreta bronlocatie blijkt dat de verstoorde activiteit zich manifesteert in het rechter temporopariëtale gebied (oa. BA39: TPJ), een belangrijk associatiegebied bekend met integratie van cognitieve en emotionele stimuli in sociale context en een belangrijk onderdeel van het intentie- en aandachtsnetwerk.
Niet enkel de bronlocatie van de activiteit zelf, doch ook andere parameters kunnen door middel van de Loreta-Z techniek bijkomende informatie geven over de werking van de hersenen.
Deze man zal vermoedelijk gebaat zijn bij anti-epileptica die zijn RH-pathologie zal verminderen. Ook neurofeedback zal rechtstreeks op het probleem inspelen en de hersenen stimuleren tot regulatie van de activiteit op P4 met neurogenese (celvorming en –hernieuwing) en rewiring van de nodige netwerken.
Tal van andere parameters geven verder inzicht naar flexibiliteit, differentiatie en compensatie van de hersenen, zoals Phase Delay, Phase Difference (faseverschil), Instaneous or Lagged Connectivity, Phase Shift, Phase Lock en Phase Reset. Er wordt daarbij gebruik gemaakt van Brodmann Area’s (een atlas van de hersenen) om de betrokken gebieden te duiden, evenals structurele en functionele netwerken. Ook deze parameters worden bij neurofeedback in real time getraind.
Een neurofysiologisch profiel kan dus verschillen tussen mensen met eenzelfde gedragsdiagnose, waardoor zij toch een andere behandeling kunnen nodig hebben. Enerzijds geeft het qEEG dus een beeld van waar het precies misloopt, anderzijds kan een behandeling hierdoor individueel worden afgestemd zodat deze efficiënt en met zo weinig mogelijk neveneffecten verloopt. Er kan dus ook een qEEG worden afgenomen om de therapie verder op te volgen en eventueel aan te passen.
Meer over neurofeedback (#geschiedenisNFB #NFBpraktisch) en neurostimulatie…